Chemie

Gecombineerde Les: Concentratie en Dichtheid van Oplossingen & Procentuele Samenstelling van Verbindingen

Blok 1: Inleiding tot massadichtheid en dichtheidsbegrippen

Definitie

Massadichtheid is een fundamenteel fysisch-chemisch materiaalkenmerk en wordt gedefinieerd als de verhouding van de massa (mm) van een stof tot het volume (VV) dat deze inneemt:

Pm=mVP_m = \frac{m}{V}

Hierbij geldt:

  • PmP_m: massadichtheid (in g/cm³, kg/m³ of g/mL, contextafhankelijk)

  • mm: massa van de stof (g of kg)

  • VV: volume van de stof (cm³, L of m³)

Voor mengsels geldt deze definitie analoog, met het totale gewicht en totale volume van het mengsel.

Deeltjesdichtheid (vaak aangeduid met PnP_n of in chemische context als concentratie cc) is de hoeveelheid opgeloste deeltjes per volume-eenheid. Dit concept verenigt zich qua formule met de concentratie van oplossingen wanneer massa per volume wordt uitgedrukt:

Pn=c=mdeeltjesVoplossingP_n = c = \frac{m_{deeltjes}}{V_{oplossing}}

waarbij:

  • mdeeltjesm_{deeltjes}: massa van opgeloste stof (g)

  • VoplossingV_{oplossing}: volume oplossing (L of m³)

Belangrijke concepten

  • Massadichtheid is intrinsiek verbonden aan stofidentiteit; bij mengsels geeft het extra informatie over samenstelling.

  • In chemische oplossingen is "concentratie" (aangeduid als cc) algemeen het aantal opgeloste eenheden (gespecificeerd naar massa of mol) per volume.

  • De term "dichtheid" kan zowel verwijzen naar massadichtheid als naar soortgelijke verhoudingen voor opgeloste stoffen binnen oplossingen. Terminologietoewijzing is contextafhankelijk en moet expliciet aangegeven worden.

Formules en berekeningen

  • Algemene massadichtheid: Pm=mVP_m = \frac{m}{V} Bijvoorbeeld: een oplossing van 120 g NaCl in 500 mL water heeft een massadichtheid van 1200,5=240\frac{120}{0,5} = 240 g/L.

  • Deeltjesdichtheid: Pn=mdeeltjesVP_n = \frac{m_{deeltjes}}{V}

  • Concentratie als massa/volume: c=mopgelostVoplossingc = \frac{m_{opgelost}}{V_{oplossing}}

  • Let op eenheidconsistentie: massa en volume moeten in compatibele eenheden uitgedrukt worden.

Praktijkvoorbeelden

  1. Bereken de massadichtheid van een oplossing waarin 250 g CaCl[INLINE_EQUATION]_2[/INLINE_EQUATION] volledig opgelost is in 700 mL oplossing. - Pm=250g0,7L=357,1g/LP_m = \frac{250\,\mathrm{g}}{0,7\,\mathrm{L}} = 357,1\,\mathrm{g/L}

  2. Een mengsel van 1,3 kg ethanol en 2,7 L water heeft in totaal een volume van 3,8 L. Wat is de massadichtheid als de totale massa 2,55 kg bedraagt? - Pm=2550g3,8L671,1g/LP_m = \frac{2\,550\,\mathrm{g}}{3,8\,\mathrm{L}} \approx 671,1\,\mathrm{g/L}

Veel gemaakte fouten

  • Foutieve eenheden: Massa en volume niet in overeenkomstige eenheden (bv. massa in g en volume in mL levert foutieve massadichtheid).

  • Verwarring tussen massadichtheid en concentratie: Massadichtheid beschrijft AL de massa per volume, niet specifiek de opgeloste fractie.

  • Negeert massa opgeloste stof in totaal volume: Soms wordt bij oplossingen enkel het volume solvent genomen en de massa van opgeloste stof vergeten in het totaalvolume, wat de berekening beïnvloedt.

Blok 2: Basale concentratie-uitdrukkingen in oplossingen (massaprocent, volumeprocent, massa/volumeprocent)

Definitie

  • Massaprocent (m%): Het percentage massa van een opgeloste stof ten opzichte van de totale massa van de oplossing. m%=m(x)mtotaal×100%m\% = \frac{m(x)}{m_{totaal}} \times 100\%

  • Volumeprocent (V%): Het percentage volume van een opgeloste stof ten opzichte van het totale volume van de oplossing. V%=V(x)Vtotaal×100%V\% = \frac{V(x)}{V_{totaal}} \times 100\%

  • Massa/volumeprocent (m/V%): Het aantal gram opgeloste stof per 100 mL oplossing. m/V%=m(x)Vtotaal×100%m/V\% = \frac{m(x)}{V_{totaal}} \times 100\%

Belangrijke concepten

  • Elk type percentage heeft een eigen referentie: massaprocent refereert aan de massa van de volledige oplossing, volumeprocent aan het totale volume.

  • Massa/volumeprocent wordt veel in medische en farmaceutische toepassingen gebruikt wanneer dosering per volume-eenheid vereist is.

  • Notaties m%, V%, en m/V% zijn strikt; verwisseling of incorrecte eenheden leidt tot foute interpretaties.

Formules en berekeningen

  • Massaprocent: m%=m(x)mtotaal×100%m\% = \frac{m(x)}{m_{totaal}} \times 100\%

  • Volumeprocent: V%=V(x)Vtotaal×100%V\% = \frac{V(x)}{V_{totaal}} \times 100\%

  • Massa/volumeprocent: m/V%=m(x)Vtotaal×100%m/V\% = \frac{m(x)}{V_{totaal}} \times 100\%

  • Wanneer de oplossing bestaat uit meer dan twee componenten, moet altijd de som van alle massa’s of volumes als noemer genomen worden.

Praktijkvoorbeelden

  1. Massaprocent: Een oplossing bestaat uit 40 g NaOH opgelost in 360 g water. Wat is het massaprocent NaOH? - Totale massa = 40 g + 360 g = 400 g - m%=40400×100%=10%m\% = \frac{40}{400} \times 100\% = 10\%

  2. Massa/volumeprocent: 2,5 g KCl wordt opgelost tot een eindvolume van 50 mL. - m/V%=2,550×100%=5%m/V\% = \frac{2,5}{50} \times 100\% = 5\% (m/V)

Veel gemaakte fouten

  • Verwarring tussen massa- en volumeprocent: Men past de verkeerde referentie toe bij de teller of noemer.

  • Gebruik van massa in volumeprocent of omgekeerd: Fysische eenheid niet in overeenstemming met het percentageconcept.

  • Foutieve interpretatie van m/V%: Men denkt dat m/V% een zuiver percentage is, terwijl het een specifieke eenheid (g/100 mL) betreft.

Blok 3: Concentratie in g/L (gram per liter) en mol/L (mol per liter/Molariteit)

Definitie

Concentratie in oplossingen wordt algemeen uitgedrukt als de hoeveelheid opgeloste stof (in mol of gram) per liter oplossing:

c=nVofc=mVc = \frac{n}{V} \qquad \text{of} \qquad c = \frac{m}{V}

- Waarbij nn het aantal mol opgeloste stof is, mm de massa (g), en VV het volume (L).

Molariteit ([INLINE_EQUATION]M[/INLINE_EQUATION]) is het aantal mol opgeloste stof per liter oplossing:

c=nV(mol/L)c = \frac{n}{V} \quad \text{(mol/L)}

Belangrijke concepten

  • G/L en mol/L zijn beide gangbare concentratie-eenheden, met mol/L speciaal relevant voor reactievergelijkingen en stoichiometrie.

  • Om van gram naar mol te gaan (of omgekeerd) is de molaire massa (MM; g/mol) vereist.

  • De waarde in g/L kan rechtstreeks bepaald worden met massa en volume, zonder kennis over chemische identiteit.

  • In laboratoriumomgeving wordt 'molariteit' standaard gebruikt voor nauwkeurige chemische berekeningen.

Formules en berekeningen

  • Gram per liter: cg/L=mVc_{g/L} = \frac{m}{V}

  • Mol per liter (molariteit): cmol/L=nVc_{mol/L} = \frac{n}{V}

  • Relatie via molaire massa (MM): cmol/L=mMVc_{mol/L} = \frac{m}{M \cdot V} waarbij MM in g/mol.

Voor omzetting:

cmol/L=cg/LMc_{mol/L} = \frac{c_{g/L}}{M}cg/L=cmol/LMc_{g/L} = c_{mol/L} \cdot M

Praktijkvoorbeelden

  1. Een oplossing bevat 24 g Na[INLINE_EQUATION]_2[/INLINE_EQUATION]SO[INLINE_EQUATION]_4[/INLINE_EQUATION] in 0,5 L. - cg/L=240,5=48g/Lc_{g/L} = \frac{24}{0,5} = 48\,\mathrm{g/L} - Molaire massa Na2_2SO4_4: 2×23+32+4×16=142 g/mol2 \times 23 + 32 + 4 \times 16 = 142\ \mathrm{g/mol} - n=24142=0,169moln = \frac{24}{142} = 0,169\,\mathrm{mol} - cmol/L=0,1690,5=0,338mol/Lc_{mol/L} = \frac{0,169}{0,5} = 0,338\,\mathrm{mol/L}

  2. Bereken de molariteit van een oplossing die 15 g glucose (M = 180 g/mol) bevat in 250 mL oplossing. - n=15180=0,0833moln = \frac{15}{180} = 0,0833\,\mathrm{mol} - V=0,25LV = 0,25\,\mathrm{L} - cmol/L=0,08330,25=0,333mol/Lc_{mol/L} = \frac{0,0833}{0,25} = 0,333\,\mathrm{mol/L}

Veel gemaakte fouten

  • Verwarring totale massa vs. opgeloste stof: Heel soms wordt de totale massa van de oplossing als teller gebruikt i.p.v. die van de opgeloste stof.

  • Volume in mL ipv L gebruiken: Concentraties altijd per liter! Opgeloste massa per 100 mL is géén g/L.

  • Onjuiste eenheden bij mol/L en g/L: Omschakeling tussen eenheden vergeten; onjuiste conversiefactoren.

Blok 4: Omzettingen tussen verschillende concentratie-uitdrukkingen

Definitie

Omzetten tussen concentratie-uitdrukkingen is essentieel voor correcte gegevensanalyse, vooral bij complexe mengsels of wanneer verschillende systemen rapporteren in afwijkende eenheden. Sleutel is een consistent stappenplan, gebruik makend van massa, volume en molaire massa.

Belangrijke concepten

  • Een omzetting vereist altijd een brug tussen eenheden, veelal via dichtheid of molaire massa.

  • m/V% en g/L zijn direct gerelateerd; massaprocent en volumeprocent hebben relatie via dichtheid.

  • Mol/L ↔︎ g/L altijd via molaire massa.

Formules en berekeningen

  • m/V% naar g/L: 1m/V%=1g/100mL=10g/L1\,\text{m/V}\% = 1\,\mathrm{g}/100\,\mathrm{mL} = 10\,\mathrm{g/L} Dus: m/V%×10=g/Lm/V\% \times 10 = g/L

  • g/L naar mol/L: Concentratie (mol/L)=Concentratie (g/L)M\text{Concentratie (mol/L)} = \frac{\text{Concentratie (g/L)}}{M}

  • m% ↔ g/L: - Via dichtheid van oplossing (ρ\rho): g/L=m%×ρ(g/L)100g/L = m\% \times \frac{\rho\,(\mathrm{g/L})}{100}

  • m% ↔ m/V%: - Indien dichtheid bekend: m/V%=m%×ρ1m/V\% = m\% \times \frac{\rho}{1}

  • V% ↔ m%/m/V%: Alleen bij bekende dichtheid én componentmassadichtheid is omzetting mogelijk, doorgaans niet direct.

Praktijkvoorbeelden

  1. Omzetting: 8 m/V% glucose-oplossing naar g/L - 8m/V%=8g/100mL=80g/L8\,\mathrm{m/V}\% = 8\,\mathrm{g}/100\,\mathrm{mL} = 80\,\mathrm{g/L}

  2. Een oplossing bevat 15 m% NaCl en heeft een dichtheid van 1,11 g/mL. Wat is de concentratie in g/L? - Dichtheid: 1,11g/mL=1110g/L1,11\,\mathrm{g/mL} = 1\,110\,\mathrm{g/L} - g/L=15%×1110100=166,5g/Lg/L = 15\% \times \frac{1\,110}{100} = 166,5\,\mathrm{g/L}

Veel gemaakte fouten

  • Dichtheid vergeten: Procenten omzetten naar g/L zonder rekening te houden met de massadichtheid levert onjuiste resultaten.

  • Factor 10 verwarring bij m/V% ↔ g/L: De uitdrukking m/V% betreft g/100 mL, niet g/L; factor 10 moet dus toegepast worden.

  • Onjuiste keuzes eenheden: Door elkaar gebruiken van massa en volume zonder conversie, bv. als men van een massaprocent direct een volumeprocent probeert te maken.

Blok 5: Bepalen van procentuele samenstelling vanuit een brutoformule

Definitie

De procentuele samenstelling van een chemische verbinding drukt uit welk massapercentage elk atoomtype uitmaakt in die verbinding.

Belangrijke concepten

  • Vereist: kennis van brutoformule en molaire massa.

  • Massapercentage per element = totale massa van dat element in één mol verbinding gedeeld door molaire massa van de verbinding × 100%.

Formules en berekeningen

  1. Totale molaire massa berekenen (MtotaalM_{totaal}).

  2. Massa van elk element in één mol verbinding: aantal atomen × molaire massa atoom.

  3. Massapercentage element: Massapercentage=melementMtotaal×100%\text{Massapercentage} = \frac{m_{element}}{M_{totaal}} \times 100\%

Praktijkvoorbeelden

  1. Nitraatpentoxide ([INLINE_EQUATION]\mathrm{N_2O_5}[/INLINE_EQUATION]): bepaal massapercentage N en O. - Molaire massa: 2×14,01+5×16,00=108,022 \times 14,01 + 5 \times 16,00 = 108,02 g/mol. - N: 2×14,01=28,022 \times 14,01 = 28,02 g; O: 5×16,00=80,005 \times 16,00 = 80,00 g. - Massapercentage N: 28,02108,02×100%=25,9%\frac{28,02}{108,02} \times 100\% = 25,9\% - Massapercentage O: 80,00108,02×100%=74,1%\frac{80,00}{108,02} \times 100\% = 74,1\%

  2. Koper(II)sulfaat ([INLINE_EQUATION]\mathrm{CuSO_4}[/INLINE_EQUATION]), bepaal massapercentages. - Cu: 63,55 g, S: 32,07 g, O: 4 × 16,00 = 64,00 g - Mtotaal=63,55+32,07+64,00=159,62M_{totaal} = 63,55 + 32,07 + 64,00 = 159,62 g/mol - Cu: 63,55159,62×100%=39,8%\frac{63,55}{159,62}\times100\% = 39,8\% - S: 32,07159,62×100%=20,1%\frac{32,07}{159,62}\times100\% = 20,1\% - O: 64,00159,62×100%=40,1%\frac{64,00}{159,62}\times100\% = 40,1\%

Veel gemaakte fouten

  • Vergeten aantal atomen te vermenigvuldigen bij berekening massa per element.

  • Afrondfouten: Te vroeg afronden, significantiecijfers negeren.

  • Slordige invoer in rekenmachine: Vooral relevant bij grotere moleculen.

Blok 6: Bepalen van empirische (verhoudings-) en brutoformule vanuit procentuele samenstelling

Definitie

De empirische formule van een verbinding geeft de eenvoudigste gehele verhouding weer van aanwezige atoomsoorten; de brutoformule is de werkelijke atoomsamenstelling.

Belangrijke concepten

  • Aanname van 100 g stof vereenvoudigt omzetting van procent naar massa.

  • Vervolgens: massa → in mol per element → kleinst geheel molverhouding → empirische formule.

  • Indien molaire massa bekend is: bepaal hoeveelmaal de empirische formule in het echte molecuul past om de brutoformule te vinden.

Formules en berekeningen

  1. 100 g aanname: percentages = gram per element.

  2. Mol per element: n=mMn = \frac{m}{M}

  3. Molverhouding: deel alle molgetallen door de kleinste waarde.

  4. Rond af op kleine gehele getallen: eventueel vermenigvuldigen als verhouding niet exact geheel is.

  5. Brutoformule: als molaire massa gegeven is, bereken totaal massa empirische eenheid, deel MtotaalM_{totaal} door deze massa → maalfactor.

Praktijkvoorbeelden

  1. Samenstelling: 40,0% C, 6,7% H, 53,3% O - mC=40,0m_C = 40,0 g, mH=6,7m_H = 6,7 g, mO=53,3m_O = 53,3 g - nC=40,012,01=3,33n_C = \frac{40,0}{12,01} = 3,33, nH=6,71,008=6,65n_H = \frac{6,7}{1,008} = 6,65, nO=53,316,00=3,33n_O = \frac{53,3}{16,00} = 3,33 - Molverhouding: C : H : O = 3,33 : 6,65 : 3,33 = 1 : 2 : 1 - Empirische formule: CH2O\mathrm{CH_2O} - Stel molaire massa verbinding = 180 g/mol → massa empirische formule = 30,02 g/mol → 180/30,02=6180/30,02 = 6 → brutoformule = C6H12O6\mathrm{C_6H_{12}O_6}

  2. Gegeven: 14,4% Ca, 75,9% Cl, 9,7% O; [INLINE_EQUATION]M_{totaal} = 111[/INLINE_EQUATION] g/mol - mCa=14,4m_{Ca} = 14,4 g, mCl=75,9m_{Cl} = 75,9 g, mO=9,7m_O = 9,7 g - nCa=0,36n_{Ca} = 0,36, nCl=2,14n_{Cl} = 2,14, nO=0,61n_{O} = 0,61 - Delen door kleinste: Ca : Cl : O = 0,36 : 2,14 : 0,61 → 1 : 6 : 1,7 → x3 = 3 : 18 : 5,1 ≈ 3 : 18 : 5 - Empirische formule: Ca3Cl18O5\mathrm{Ca_3Cl_{18}O_5} - Massa empirische eenheid: 3×40,08+18×35,45+5×16,00=1119,143 \times 40,08 + 18 \times 35,45 + 5 \times 16,00 = 1119,14 g/mol. Maar dit is veel hoger dan MtotaalM_{totaal}, dus herberekening noodzakelijk. (Voorbeeld laat zien dat afronden en juiste significatie van belang zijn.)

Veel gemaakte fouten

  • Molberekening zonder correcte afronding van significante cijfers.

  • Verkeerd hanteren van molverhouding: Niet volledig naar kleinste gehele getallen converteren.

  • Uitgaan van massa’s die niet corresponderen met de 100 g-aanname.

Blok 7: Identificatie van een onbekend atoom in de procentuele samenstelling of formule

Definitie

Uit een combinatie van procentuele samenstelling, bekende elementen en een onbekend element X, kan de identiteit van X via rekenkundige afleiding worden bepaald.

Belangrijke concepten

  • 100 g-aanname blijft geldig

  • Percentage X wordt gevonden door procenten van bekende elementen van 100% af te trekken.

  • Bepaling aantal mol X, vergelijken met molverhouding in brutoformule onthult molaire massa van X.

Formules en berekeningen

  1. Bepaal massa’s bekende elementen uit percentages van 100 g.

  2. Massa X = 100 g – som massa’s bekende elementen.

  3. Bereken aantal mol per element (n=mMn = \frac{m}{M}), voor X met onbekende MXM_X.

  4. Bepaal molverhouding, vergelijk met gegeven formule.

  5. MX=mXnXM_X = \frac{m_X}{n_X}, kies bijpassend element.

Praktijkvoorbeelden

  1. Verbinding bevat 54,5% C, 9,1% H, 36,4% X; brutoformule [INLINE_EQUATION]\mathrm{C_2H_4X}[/INLINE_EQUATION]; wat is X? - C: 54,5g54,5\,g, nC=54,512,01=4,54n_C = \frac{54,5}{12,01} = 4,54 - H: 9,1g9,1\,g, nH=9,11,008=9,03n_H = \frac{9,1}{1,008} = 9,03 - X: 36,4g36,4\,g, nX=?n_X = ? - Molverhouding: C : H : X ≈ 2 : 4 : 1 - nX=4,542=2,27n_X = \frac{4,54}{2} = 2,27 - Molaire massa X: 36,42,27=16,0g/mol\frac{36,4}{2,27} = 16,0\,g/mol → X is zuurstof (O).

  2. Verbinding: 27,3% C, 2,3% H, rest X, brutoformule [INLINE_EQUATION]\mathrm{CH_2X}[/INLINE_EQUATION]. Wat is X? - 27,3% + 2,3% = 29,6%; X = 70,4% - C: 27,3g27,3\,g, n=2,27n = 2,27 - H: 2,3g2,3\,g, n=2,28n = 2,28 - X: 70,4g70,4\,g, nX=?n_X = ? - Molverhouding: C:H:X ≈ 1:2:1 - nX=2,27n_X = 2,27 - Molaire massa X = 70,42,27=31,0g/mol\frac{70,4}{2,27} = 31,0\,g/mol → X is zwavel (S).

Veel gemaakte fouten

  • Molverhouding verwarren met massaverhouding.

  • Niet afronden naar dichtstbijzijnde logische atoommassa bij X.

  • Negeren dat X nog onbekend is, of verkeerde molaire massa toewijzen.

Blok 8: Gelijktijdige identificatie van onbekend atoom en bepaling brutoformule

Definitie

Identificeren van een onbekend element én bepalen van de brutoformule aan de hand van procentuele samenstelling, empirische formule en molaire massa.

Belangrijke concepten

  • Probleem vereist synthese van alle voorgaande concepten: conversie van procenten via massa naar molverhouding, gevolgd door koppelen aan empirische formule en validatie met totale molaire massa.

Formules en berekeningen

  1. Procenten → massa's (100 g-aanname).

  2. Massa's → mol per element (inclusief X met onbekende M).

  3. Bepaal verhouding (terugbrengen tot empirische formule).

  4. Bepaal M[INLINE_EQUATION]_X[/INLINE_EQUATION] voor X door combinatie van brutoformule en opzomende massa's.

  5. Controleer empirische formule in gegeven totale molaire massa (hoeveelheid per molecuul).

  6. Brutoformule = (empirische formule) × factor.

Praktijkvoorbeelden

  1. Gegeven: verbinding heeft 28,6% C, 1,2% H, 70,2% X; empirische formule C2HX\mathrm{C_2HX}, molaire massa = 168 g/mol. - C: 28,6g28,6\,g, nC=2,38n_C = 2,38 - H: 1,2g1,2\,g, nH=1,19n_H = 1,19 - X: 70,2g70,2\,g, nX=?n_X = ? - Molverhouding: C:H:X ≈ 2:1:1 - nX=1,19n_X = 1,19, MX=70,21,19=59,0g/molX=BrM_X = \frac{70,2}{1,19} = 59,0\,g/mol \rightarrow X = Br - Massa empirische formule: 2×12,01+1,008+79,9=104,9g/mol2 \times 12,01 + 1,008 + 79,9 = 104,9\,g/mol - 168/104,9=1,6168/104,9 = 1,6, dus factor 2 (afronden op heel getal) → brutoformule: C4H2Br2\mathrm{C_4H_2Br_2}

  2. Gegeven: 25,9% N, 74,1% O, brutoformule N2O5\mathrm{N_2O_5}, molaire massa = 108 g/mol (controlevraag). - Zie berekening Blok 5. Controle via empirische formule omdat de verhouding 2:5 klopt.

Veel gemaakte fouten

  • Verkeerd interpoleerde molaire massa van X, niet herkennen van elementen met vergelijkbare massa's.

  • Afrondingsfouten bij vermenigvuldigingsfactor (empirisch naar brutoformule).

  • Onjuiste toepassing van verhouding empirisch naar brutoformule, vooral bij niet-exact geheel getal als vermenigvuldigingsfactor.

Samenvatting

  • Massadichtheid (PmP_m) en deeltjesdichtheid (PnP_n, cc) vormen de fysisch-chemische basis voor alle concentratieberekeningen.

  • Oplossingen kunnen gekarakteriseerd worden via massaprocent, volumeprocent, massa/volumeprocent, en concentratie in g/L of mol/L, afhankelijk van context en toepassing.

  • Correct omrekenen tussen concentratie-eenheden vereist kennis van de dichtheid van de oplossing en molaire massa van de opgeloste stof.

  • De procentuele samenstelling van verbindingen wordt bepaald via de brutoformule, waarbij exact wordt uitgerekend welk massapercentage elk element inneemt.

  • Uit procentuele samenstelling kunnen empirische formules, brutoformules, of onbekende atoomsoorten worden afgeleid via systematische omzettingen; bij ontbrekende gegevens is logisch redeneren en afronden essentieel.

  • Veelvoorkomende valkuilen op gevorderd niveau zijn verkeerd toepassen of interpreteren van eenheden (vooral in omzettingen en afrondingen) en verwarren van massa- met molverhoudingen.

Oefenvragen

1. Een oplossing bevat 35 g NaCl in totaal 150 mL oplossing. - a. Bereken het massaprocent NaCl (neem oplossing uitsluitend uit water en NaCl). - b. Bereken de concentratie in g/L en mol/L (M(NaCl) = 58,44 g/mol). - Antwoord: - mtotaal=35+15035=150gm_{totaal} = 35 + 150 - 35 = 150\,g (mitschrift: mits dichtheid oplossing ~1,00 g/mL; voor correct rekenen moet totale massa exact opgegeven zijn) - a. m%=35150×100%=23,3%m\% = \frac{35}{150} \times 100\% = 23,3\% - b. g/L=350,150=233,3g/L;g/L = \frac{35}{0,150} = 233,3\,g/L; mol=35/58,44=0,599mol;mol = 35/58,44 = 0,599\,mol; mol/L=0,599/0,150=3,99mol/Lmol/L = 0,599 / 0,150 = 3,99\,mol/L

2. Een oplossing heeft 12,0 m/V% glucose. - a. Welke concentratie in g/L komt hiermee overeen? - b. Wat is het massaprocent indien de dichtheid van de oplossing 1,08 g/mL bedraagt? - Antwoord: - a. 12,0g/100mL=120g/L12,0\,\mathrm{g}/100\,\mathrm{mL} = 120\,\mathrm{g}/L - b. Totaal 100 mL oplossing: massa = 100×1,08=108g100 \times 1,08 = 108\,g m%=12108×100%=11,1%m\% = \frac{12}{108} \times 100\% = 11,1\%

3. Een chemische verbinding bestaat uit 52,2% C, 13,0% H, en 34,8% O. Bepaal de empirische formule. - Antwoord: - 100 g aanname: 52,2 g C (4,35mol4,35\,mol); 13,0 g H (12,89mol12,89\,mol); 34,8 g O (2,18mol2,18\,mol). - Molverhoudingen: delen door 2,18 → C: 2,0; H: 5,9; O: 1 - Afronden: C:2, H:6, O:1 → Empirische formule = C2H6O\mathrm{C_2H_6O}

4. Een organisch zuur heeft 49,3% C, 6,9% H en 43,8% O. De molaire massa bedraagt 90 g/mol. Bepaal de brutoformule. - Antwoord: - 100 g aanname: C: 49,3 g (4,10 mol); H: 6,9 g (6,85 mol); O: 43,8 g (2,74 mol) - Molverhouding: C:H:O ≈ 1.5 : 2.5 : 1 → x2 = 3 : 5 : 2; empirisch = C3_3H5_5O2_2 (massa = 73 g/mol) - 90/73=1,2390/73 = 1,23, afronden naar dichtstbijzijnde gehele waarde = 1 → brutoformule = C3_3H5_5O2_2

5. Een verbinding bevat 18,6% Mg, 60,0% X, en 21,4% O. Brutoformule = MgXO[INLINE_EQUATION]_2[/INLINE_EQUATION], M = 194 g/mol. Wat is X? - Antwoord: - Mg: 18,6 g (0,765 mol); O: 21,4 g (1,338 mol) - O in formule: 2 (nO:nMg=1,338:0,7651,75:1n_O:n_{Mg} = 1,338:0,765\approx1,75:1 ≈ 2:1) - X: 60,0 g - Empirische formule: Mg:X:O = 1:1:2 - X: massa = 60 g; mol = 0,765 → M=60/0,765=78,4g/molM = 60/0,765 = 78,4\,g/mol → X = Br (broom)

Test je kennis met deze examenoefeningen