Chemie

Belangrijkste nomenclatuurregels van de anorganische chemie

Blok 1: Benaming van mono-atomische ionen

Definitie

Mono-atomische ionen zijn enkelvoudige geladen deeltjes die bestaan uit één atoom dat elektronen heeft opgenomen of afgestaan. Een positief mono-atomisch ion wordt een kation genoemd; een negatief mono-atomisch ion is een anion.

Belangrijke concepten

Voor mono-atomische kationen – positieve ionen afkomstig van metalen – wordt de naam gevormd door de elementnaam, zonder extra achtervoegsel of wijziging: deze namen zijn identiek aan het betreffende neutrale element.

Voor mono-atomische anionen – negatieve ionen ontstaan uit niet-metalen – wordt de elementnaam voorzien van het achtervoegsel “-ide”. Dit duidt aan dat het een enkelvoudig negatief ion betreft, gevormd door opname van elektronen.

Termen:

  • Kation: geladen deeltje (ion) met een positieve lading, gevormd door elektronafgifte.

  • Anion: geladen deeltje (ion) met een negatieve lading, gevormd door elektronenopname.

  • Mono-atomisch: bestaand uit exact één atoom.

  • Element: fundamentele chemische stof met een bepaald aantal protonen.

  • -ide: achtervoegsel gebruikt bij mono-atomische anionen.

Formules en berekeningen

De notatie van een mono-atomisch ion volgt steeds het elementensymbool met daarachter de lading als superscript, bijvoorbeeld Na⁺, S²⁻, Fe³⁺. Er zijn geen complexe berekeningen vereist, maar wel moet nauwgezet op de juiste lading worden gelet, vooral bij overgangsmetalen die meerdere kationen kunnen vormen.

Praktijkvoorbeelden

Voorbeeld 1: Benaming van een kation - Ion: Al³⁺ - Uitleg: Het aluminiumatoom verliest drie elektronen en wordt een kation met lading +3. De naamgeving volgt rechtstreeks uit het element: de naam is "aluminium".

Voorbeeld 2: Benaming van een anion - Ion: N³⁻ - Uitleg: Het stikstofatoom neemt drie elektronen op en vormt het anion met lading -3. De naam wordt gevormd door het achtervoegsel “-ide”. De correcte benaming is "nitride".

Veel gemaakte fouten

  • Verkeerde toepassing van het achtervoegsel “-ide” op kationen, bijvoorbeeld “sodiumion” foutief als “natride”.

  • Vergeten het achtervoegsel “-ide” te gebruiken bij de benaming van mono-atomische anionen, bijvoorbeeld “zwavel” in plaats van “sulfide”.

  • Verkeerde notatie of verwarring tussen elementnaam (voor kationen) en anionnaam (voor anionen).

  • Onjuist gebruik van Engelse termen in Nederlandstalige context, bijvoorbeeld “oxide ion” in plaats van “oxide”.

---

Blok 2: Naamgeving van enkelvoudige verbindingen en gebruik van voorvoegsels

Definitie

Enkelvoudige anorganische verbindingen bestaan uit precies twee elementen (binair), waarbij men door middel van Grieks telwoorden (voorvoegsels) aangeeft hoeveel atomen van elk element aanwezig zijn, tenzij de aantallen eenduidig zijn door de verbinding zelf.

Belangrijke concepten

Het belangrijkste bij het benoemen van binaire verbindingen is het onderscheid tussen evidente (voor de hand liggende) verhoudingen en niet-evidente verhoudingen:

  • Evidente verhouding: Als er uit de systematische naam of uit de aard van de stof slechts één mogelijke samenstelling is, wordt geen voorvoegsel gebruikt.

  • Niet-evidente verhouding: Als een element met meerdere oxidatietoestanden voorkomt of meer dan één binding met hetzelfde element vormt, dan wordt een Grieks voorvoegsel gebruikt ter specificatie van het aantal atomen waaraan het element in de verbinding deelneemt.

Dit zorgt voor eenduidigheid, vooral wanneer elementen met verschillende valenties betrokken zijn.

Termen:

  • Voorvoegsel: Een toevoeging vóór de stam van de naam om het aantal atomen te specificeren.

  • Grieks voorvoegsel: Numerieke aanduidingen afgeleid uit het Grieks om aantallen systematisch te benoemen.

  • Evident: Eenduidig bepaald door de aard van de verbinding.

Formules en berekeningen

Het toepassen van voorvoegsels vereist een nauwkeurige analyse van de formule:

  • Maak duidelijk hoeveel atomen er van elk element in de verbinding aanwezig zijn.

  • Bij typisch binaire verbindingen tussen niet-metalen worden voorvoegsels bij beide elementen gebruikt, behalve bij het eerste element als het aantal daarvan 1 is en dat vanzelfsprekend is.

  • Het tweede element krijgt altijd zowel het passende voorvoegsel als het “-ide” achtervoegsel.

Voorvoegseloverzichtstabel

Getal

Voorvoegsel

1

mono

2

di

3

tri

4

tetra

5

penta

6

hexa

7

hepta

8

octa

9

nona

10

deca

11

undeca

12

dodeca

veel

poly

1/2

hemi

Praktijkvoorbeelden

Voorbeeld 1: Binaire verbinding die geen voorvoegsels vereist - Verbinding: NaCl - Analyse: In natriumchloride is slechts één verhouding mogelijk (Na⁺ en Cl⁻), dus is het aantal atomen van elk element evident. Er wordt geen voorvoegsel gebruikt, de naam is “natriumchloride”.

Voorbeeld 2: Binaire verbinding die voorvoegsels vereist - Verbinding: N₂O₄ - Analyse: Er zijn twee stikstofatomen en vier zuurstofatomen. Er zijn verschillende stikstofoxiden; dus het aantal atomen is niet evident. De naamgeving vereist het voorvoegsel "di-" voor stikstof en "tetra-" voor zuurstof: "distikstoftetraoxide".

Voorbeeld 3: Gebruik van ‘hemi’ in gehydrateerde verbindingen - Verbinding: CaSO₄·½H₂O - Analyse: De waterfractie is een halve mol per eenheid CaSO₄. Dit wordt benoemd als "calciumsulfaat hemihydraat".

Veel gemaakte fouten

  • Ten onrechte het weglaten van het voorvoegsel in gevallen waar het aantal niet evident is, bijvoorbeeld “stikstofoxide” in plaats van “distikstoftetraoxide”.

  • Verwarring tussen de toepassing van “mono-” als eerste voorvoegsel (meestal enkel bij het tweede element, bijvoorbeeld CO heet “koolstofmonoxide” en niet “monokoolstofoxide”).

  • Foutieve samenvoeging van voorvoegsels en elementnamen, bijvoorbeeld “dioxider” in plaats van “dioxide”.

  • Onnodig gebruik van het voorvoegsel “mono-” bij evidente verbindingen zoals NaCl (“natriummonochloride” is foutief).

  • Verkeerde aanpassing van het tweede element tot –ide bij complexe oxiden (bijvoorbeeld peroxiden of ozoniden), waarbij men soms onterecht het standaard “-ide” toepast.

---

Samenvatting

Deze les behandelt de nomenclatuurregels voor mono-atomische ionen en enkelvoudige anorganische verbindingen op gevorderd niveau, met focus op systematische benamingen:

  • Mono-atomische kationen krijgen zonder meer de naam van het element; mono-atomische anionen krijgen het achtervoegsel “-ide”.

  • In binaire verbindingen wordt het Grieks voorvoegsel toegevoegd wanneer het aantal atomen niet evident is, met strikte toepassing van de voorvoegelstabel.

  • De juiste toepassing van voorvoegsels en achtervoegsels voorkomt ambiguïteit en garandeert correcte, internationaal erkende benamingen.

  • Veelvoorkomende fouten betreffen het foutief toepassen of weglaten van voorvoegsels en foute toepassing van het achtervoegsel “-ide”.

---

Oefenvragen

1. Geef de naam van het anion met formule P³⁻. - Antwoord: fosfide 2. Hoe wordt de verbinding NO benoemd en waarom is een voorvoegsel noodzakelijk? - Antwoord: stikstofmonoxide; omdat er meerdere stikstofoxiden mogelijk zijn (NO, NO₂, N₂O enz.), is het aantal atomen in deze verbinding niet evident en is het voorvoegsel "mono-" vereist. 3. Geef de systematische naam van Cl₂O₇. - Antwoord: dichloorheptaoxide 4. Wat is de correcte naam voor het ion Fe²⁺? - Antwoord: ijzer(II) (in de context van mono-atomische ionen: “ijzer”; als onderscheid nodig is: “ijzer(II)”) 5. Wat is de juiste naam voor de verbinding SF₆ en waarom? - Antwoord: zwavelhexafluoride; omdat er meerdere zwavelfluoriden bestaan is de verhouding niet evident, dus moet "hexa-" worden toegevoegd. 6. Benoem de verbinding SO₃ en motiveer je antwoord. - Antwoord: zwaveltrioxide; aangezien zwavel meerdere oxiden vormt, is het noodzakelijk het voorvoegsel "tri-" te gebruiken ter aanduiding van drie zuurstofatomen.

Test je kennis met deze examenoefeningen